☰ Extra

De opgraving (1989) van de eerste kerk van Lapscheure (1236-1583)

Guido Vermeersch

Inleiding

2025 05 06 133644Dank zij de geschriften van de heer August Huyghebaert1 weten wij meer over deze kerk. "In het jaar 1110 schonk Balderik, bisschop van Doornijk, aan de Abdij van Sinte Quinten in Vermandien (FRJ het patroonschap der kerk van Oostkerke met de bijvoegelijke kapellen van Lappescure, Moerkerke, Wulpen in't eiland van Cadzand, en Waescapelle (cfr. Actes et documents anciens interessant la Bel­gique, par Charles Duvivier. Bruxelles, impr. Haeyez, 1898 page 322-323)

Dit patroonschap was een recht dat de abt van Sin­te Quinten had van de heeren Pastors, kapellaans en kosters te benoemen; dit onder de goedkeuring van zijne hoogweerdigheid den Bisschop van Doornik. Dus onze parochie behoorde van den beginne af tot het bisdom van Doornik.

Tijdens de geuzenberoerten vond den landvoogd Philips het goed in de Nederlanden, bij de bestaande bisdommen van Doornik, Atrecht en Utrecht, veertien nieuwe bisschoppelijke zetels te stichten en Paus Paulus IV keurde bij bulle van den 12 Mei 1559 deze oprichting goed. Alsdan kwam onze pa­rochie onder het nieuwgestichte bisdom van Brug­ge. Vanaf de 12de eeuw werd de godsdienstige opleiding onzer voorouders aan de paters Benedictijnen van de abdije van Sinte Quinten toevertrouwd. Later werden hun Pastors en kapellanen tot zielen leiders gegeven."

" Lapscheure had in den beginne maar eene kapel, doch in de dertiende eeuw bouwde men de 1ste kerk. Eenige overblijselen der oude kerk bewijzen dat ze tot het eerste tijdvak der ogivale bouwkunst behoorde. Ze stond niet zooals nu te midden der parochie, maar wel gansch in den oostkant, niet ver van den hoofdwatergang, thans het Lapscheurse Gat geheeten. De plaats waar ze gebouwd was is nu eene weide; hier en daar kan men nog haren grondslag bespeuren. Kleiner dan de tegenwoordige kerk, had ze de vorm van een latijns kruis met den torre te midden, die in veldsteen gebouwd was. De muren waren van baksteen, moeffen genaamd, metende 33 centimeters op 18 en 8 centi­meters dik. De pilaren en praalbogen waren zeer netjes uit het zelfde baksteen afgewerkt.

Daar de kerk vele eigendommen bezat, zal zij rijk gemeubeld en versierd geweest zijn.

De autaren vonden in de kerk hunne plaats, deze van St.Christianus, van den H. Jacobus en van de H. Godelieve, de Vlaamsche heilige van dien tijd. Eenige partijen land behoorden toe aan gemelde autaren waarvan het inkomen moeste dienen om zekere uitgaven te dekken."

Verder schrijft hij over de pastoors, pastorele (sic) en andere tienden, polders, de kerkontering, de kerkbewaking, een klokkenramp, hervormingsleer en predikant.

Tenslotte schrijft hij over de vernieling van de kerk: "De watervloed die het meest schade aan Lap­scheure heeft berokkend was in het jaar 1583 toen de watergeuzen en de rebellen van Sluis de zeedijken openstaken om geheel de parochie en omliggende onder het schuimende zeewater te houden. Het volk, gansch ontredderd, verliet onze parochie tot dat de landen opnieuw tot den landbouw konden gebezigd worden. Gelukkig kwam een einde aan den langdurigen watersnood want in 1611 kon men het zuidoosterdeel van Lapscheure bebouwen".

Zelf ging August Huyghebaert (°1864-t1914) op zoek naar de plaats waar de kerk kon gestaan hebben. Mijn vader, Antoon Vermeersch, schoolhoofd van de Gemeenteschool, is in de dertiger jaren met de spade gaan zoeken. In de veertiger jaren trachtte ook E.H. Andre De Bleeker, geboren Lapscheurenaar, directeur van de Landbouwschool te Tielt, de exacte plaats te vinden; eveneens tevergeefs.

Zeer waarschijnlijk hebben zij zich laten misleiden door het gegeven: "in de hoek van de Spermaliepolder" Een hoek in een polder is ruimer dan een hoek bvb. in een tuin.

Het is pas in 1979 dat we zekerheid hadden. In die onmiddellijke omgeving staat een hoeve, die, zoals dat wel meer gebeurt, als buitenverblijf zou omgebouwd worden. Toen daar nivelleringswerken uitgevoerd werden, kwamen bij het afschrapen van de grond steenbrokken bloot te liggen die wezen op het bestaan van muren.

Eén van de arbeiders, Jean-Pierre Naeyaert, een oudleerling van onze school, herinnerde zich de les van geschiedenis over Lapscheure, over het bestaan van een kerk. Hij bracht mij op de hoogte. Ik nam een foto die aan de Voorzitter van de Heemkundige Kring St-Guthago, Rene De Keyser, voorgelegd werd. De middelen voor opgraving ontbraken.

De opgraving

In 1989 ontdekte de aannemer, Freddy Lutters, ook een oud-leerling van onze school, resten van een oude muur. Freddy herinnerde zich ook het mogelijke bestaan van een kerk.

De toenmalige eigenaar, dhr. Georges Vynckier, directeur van een wereldwijd bekend Gents bedrijf van o.a. elektrische schakelkasten, was zeer verwonderd en vooral bijzonder geinteresseerd in het bestaan van een vroegere kerk op zijn eigendom. Wij hebben dan getracht te achterhalen wat dat muurtje wel kon voorstellen. Het kon een deel van een kapel of van de kerk zijn waarover in de geschriften van Huyghebaert melding gemaakt is: “Het oude kerkhof daer de geruineerde oude kercke van Lapscheure op gestaen heeft, groot met zijn grachten van alle zijden tot een gemet en 25 roeden lants”

2025 05 06 133719

2025 05 06 133734Die muur bleek een deel van een heule over die gracht te zijn. En dan moest de kerk hier gestaan hebben.

De eigenaar gaf aan Gilbert De Leyn, grondwerker uit onze gemeente, de opdracht met een zware grijpkraan de grond voorzichtig verder uit te gra¬ven. Onder toezicht van Dhr. Vynckier en de kundige leiding van archeoloog Carlos Depiere uit Brugge, stootte men tot onze grote verrassing op de grondvesten van een pilaar in veldsteen. Wat een ontdekking !
Dat na vele eeuwen uiteindelijk in betrekkelijk korte tijd de niet aflatende inspanningen en interesse tot zo’n prachtig resultaat hebben geleid, heeft toch een intens gevoel van voldoening gegeven. Jammer dat ook mijn vader , die in 1977 gestorven is, dit niet heeft mogen meemaken.

Er werd verder gedolven in oostelijke richting, omdat een kerk altijd in die richting gebouwd werd. En inderdaad, enkele meters verder werd een tweede pilaar ontdekt en een derde, enz. tot tenslotte de volledige grondvesten blootgelegd werden. Er werd ook met schop en truweel zeer zorgvuldig te werk gegaan. We hadden een droge zomer, en bijgevolg geen last van het grondwater.

Deze ontdekking kwam weldra ter ore aan Bieke Hillewaert, een jonge Brugse archeologe. Zij kwam ter plaatse en liet ons duidelijk verstaan dat de opgraving niet mocht gebeuren door amateurs. Maar de heer Vynckier, nam contact op met het IAP (Instituut voor het Archeologisch Patrimonium) te Brussel. De Directeur, professor Guy De Boe, kwam zich persoonlijk van deze belangrijke vondst vergewissen. Hij verontschuldigde zich voor de tussenkomst van Bieke Hillewaert en moedigde ons aan nog verder te graven. Zelf stelde hij ter plaatse vast dat er drie bouwfasen moeten geweest zijn. Tussen de veldsteen zien we ook Brug­se handgevormde moefen. De kerk, waarvan men wist dat zij in 1236 gebouwd was, is enkele malen vernield geweest door oorlogen, overstromingen of brand -er zijn sporen van asse gevonden- en telkens weer opgebouwd.

Dr. Luc Devliegher auteur van "Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen", Deel 4, De Zwinstreek (uitgave1970) en voorzitter van het tijdschrift "Handelingen" door "Genootschap voor Geschiedenis" te Brugge kwam geregeld met zijn assistenten opzoekingen doen, notities nemen en een plan van de kerk tekenen.2

2025 05 06 133754

2025 05 06 133813Professor Vermeire (Rijksuniversiteit Gent) onderzocht de ondergrond; hij boorde handmatig verschillende meters diep: eerst een meter diepe laag klei, daaronder een halve meter dering(turf), en verschillende meters diep: grijs zand. Tot de vierde eeuw in onze tijdrekening was onze streek een veengebied. Na daarna ongeveer 400 jaren lang door de zee overstroomd te zijn geweest, kwam de kustvlakte omstreeks de 8ste eeuw grotendeels droog te liggen. Door de zich terugtrekkende zee werd een vlakte met vruchtbare kleigronden achtergelaten, waar spoedig hier en daar nederzettingen gesticht werden. De oudste nederzettingen in het oostelijk kustland zouden Dudzele, Lissewege en Oostkerke zijn.

In de drie meter diepe veldstenen fundamenten ontdekten we “spaarruimtes” t.t.z. holtes in Romeinse bogen, ter versteviging van de muren en om stenen uit te sparen.

Tijdens die opgravingen vond men weliswaar geen schatten, maar met een metaaldetector werden toch een dertigtal munten uit die periode gevonden, o.a. een fragment van een denier (13de eeuw), Vlaamse mijten, double parisis, een duit (republiek Holland -1604). Ook stukjes vensterbrandglas met afbeelding van dieren.

Er is ook een kleine loden funeraire plaat gevonden. De plaat is bovenaan 7 cm. breed, onderaan en aan beide zijkanten bedragen de breedte en de hoogte telkens 7,5 cm. De plaat is 8 a 10 mm. dik en weegt 401,51 gr. Het materiaal is nagenoeg zuiver lood.

De voorkant is effen en aan de kanten iets opgestoken; de achterkant is minder vlak en ogenschijnlijk niet bedoeld om te worden ‘beschreven’. De vier zijkanten zijn recht afgewerkt. Op de voor- en achterkant is in het lood een inschrift gestoken met een gutsbeitel of een ander scherp werktuig; bij enkele letters is de V-vormige aanzet duidelijk zichtbaar. Het plaatje lag heel waarschijnlijk achter het hoofd van de overledene.

De tekst luidt: IN HET JAAR 1089 IS DE LEVIET VOLCRAN GESTORVEN.(2)

Dit funeraire plaatje is de oudst gekende epigrafie van de streek

Deze obiit wordt in de huidige kerk beveiligd bewaard.

2025 05 06 133839Dhr. August Huyghebaert schrijft als slot van de geschiedenis over die eerste kerk: "Meerdere rampen, welke't jaar 1583 na zich sleepte, zoals het verbranden en vernielen der kerk en eenige hofsteden, benevens eene jarenlange verzuiping, die het vandalenwerk der Sluische rebellen was, konden aan Lapscheure niet overkomen. Het volk, gansch ontredderd, verliet onze parochie totdat de landen opnieuw tot den landbouw konden gebezigd worden. Vanaf 1610 werd onze parochie regelmatig bewoond, doch ze bleef van kerk en priester beroofd tot 1642".

We mogen hier eventjes in stille bewondering terugdenken aan de mensen van toen, onze voorouders: hun moed, hun wilskracht en hun diep geloof, spijts oorlogen en overstromingen, om Lapscheure her op te bouwen tot het mooie dorp zoals wij het nu kennen.

Wij bewaren tevens een dankbare herinnering aan de heer Georges Vynckier (t 2008)? die het mogelijk maakte de fundamenten bloot te leggen van de 13de eeuwse eerste kerk van Lapscheure. De site ligt er op het prive domein van de weduwe, Mevr. VYNCKIER-Genevieve DUPARC zeer verzorgd bij en is zichtbaar vanop de straat Zeedijk, maar is momenteel niet toegankelijk.

TOPONYMIE volgens auteur Huyghebaert

2025 05 06 133904"De eerste benaming was Lapiscura. In de 12de eeuw schreef men Lappescure, in de oude handschriften van de 13e eeuw vindt men Lapscure of Lapscura; in de twee volgende eeuwen Laepscure, ook Laepscuere; in de 16de eeuw Laepschuere en vanaf de 17de eeuw: LAPSCHEURE.

De gekke samenwerping van Lap en scheure heeft ontelbare lachspieren in spanning gebracht bij het lezen of hooren uitspreken dier plaatselijke naam. Vele gelooven niet dat die gemeente bestaat en denken dat het een uitgevonden spotnaam is. Ze zijn nochtans mis, want Lapscheure is na Aardenburg, Brugge en Maldeghem de oudste plaats der streek. Zeer zelden ontmoet men plaatsnamen eindigende op scheu­re, nogtans (sic) wanneer ik het tweede deel van het Cartularium der Abdij van Sinte Pieters bij Gent, gemaakt door Van Lokeren, opensla, lees ik op blad 25 dat op 8 Juli 942 de graaf Arnold de oude een deel bezittingen terug geeft aan de gemelde abdij, onder ander: “eene partij weiland groot genoeg om 120 schapen op te weiden, gelegen in een vlaamsch gehucht bij't kamp van Oostburg welke plaats de naam van Cumbescura droeg”.

Mijnheer Kervijn de Lettenhove in zijn "Histoire de Flandre" spreekt in zijn negenste boek bladz. 132 van Buyscheure (de eerste benaming: Betscura), eene parochie gelegen bij Sint Omaars in Frankrijk. Lapscheure was oudtijds niet zoo bespottelijk als hedendaags, want ze diende voor familienaam: bvb. Mijnheere bouden van Laepscure" (sceepen van den Vrien)"

Bronnen

1) lets meer dan een eeuw geleden leefde hier de heer August Huyghebaert (°1864) en is op 50-jarige leeftijd te Lapscheure overleden. Hij was er gemeentesecretaris en koster en woonde in de Vredestraat nr. 2, thans bewoond door Gustaaf(t) en Eliane Bossier-Van Massenhove.

Hij was uitermate geinteresseerd in de geschiedenis van Lapscheure en natuurlijk ook van de kerk. De vrucht van zijn opzoekingen in de archieven van ’t Vrije te Brugge, van onze gemeente en van de kerk, schreef hij eigenhandig neer. Na zijn vroegtijdig overlijden in 1914 bewaarde zijn echtgenote al deze do­cumented Voor haar overlijden in 1927 overhandigde de kinderloze, 64-jarige weduwe, Sylvie Vande Couter, die waardevolle geschriften aan mijn vader, Antoon Vermeersch, van 1919 tot 1955 schoolhoofd van de Gemeenteschool. Zij zijn nu in mijn bezit.

  • (2) In 1989 heeft Luc Devliegher, op vraag van dhr. Georges Vynckier, in afspraak met de Nationale Dienst voor Opgravingen het verder archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de provinciale inventarisatie van het kunstpatrimonium. (cfr. "Volcranus Levita uit Lapscheure" van Luc Devliegher, in de Nieuwsbrief 't Zwin Rechteroever van december 2003 Jaargang 4, blz.1 -8) Het loden plaatje heeft hij door Mevr. H. Wouters van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium te Brussel laten onderzoeken . Een dertigtal muntstukjes heeft hij laten identificeren te Brussel in het Muntenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek Koning Albert I.
  • Eigen foto's , behalve de luchtfoto van dhr. Georges Vynckier

De opgraving (1989) van de eerste kerk van Lapscheure (1236-1583)

Guido Vermeersch

't Zwin Rechteroever
2015
01
002-006
BV
2025-05-06 13:45:20