Op bezoek bij… René Borrey in Moerkerke
Remi Schillewaert
In onze zoektocht naar mensen, die - al dan niet beroepshalve - iets te maken hadden met steenbakkerijen, kwamen wij verrassend terecht bij Rene Borrey in Moerkerke.
Alhoewel hij een paar jaar gewerkt heeft in de Briquerie de Nieuport van Florizoone te Oostduinkerke, was dat niet in de afdeling ‘steenbakken’, maar in de ‘keramiekstudio’. Zijn woning is dan ook een waar museum van kunstwerken, waaronder heel wat eigen werk, gegoten, gebakken of gekapt, in gips, natuursteen of hout.
Even verbazend is zijn levensloop vol tumult en avontuur.
Hij is geboren en opgegroeid te Oostende in 1923 als zoon van een houthandelaar.
In het Vrij Technisch Instituut te Oostende heeft hij drie jaar het ‘Bouwkundig tekenen en beeldhouwen’ gevolgd bij leraar Jan Maes. Zo komt het dat hij zelf de plannen voor zijn huidige woning in de Vissersstraat 101 in Moerkerke kon tekenen.
Toch had hij meer belangstelling voor kunst dan voor bouwkundig tekenen. Daarom volgde hij tevens ‘schilderen’ in de zondagsschool, bij leraar Jos Maes, de broer van Jan. Tussenin mocht hij werken in het atelier van Jan Maes, waar hij het beeldhouwen steeds beter onder de knie kreeg. Jan Maes was tijdens de Tweede Wereldoorlog echter bij het geheim leger en werd opgepakt. Door puur toeval was Rene niet bij Jan in het atelier en ontsprong hij de dans. Later vernam men dat Jan, op weg naar Hamburg, gefolterd werd, zelfs de ogen uit geslagen, en stierf. Tijdens de vakantie liet Rene zich inschrijven in de academie in Gent, maar kon daar niet starten omdat hij ook opgepakt werd door de Duitsers en moest werken in de M.A.N-fabrieken te Mainz-Gustavsburg.
Daar werd allerlei oorlogsmaterieel vervaardigd, zoals onderdelen voor vrachtwagens en voor de fameuze Panthertanks. Rene werkte o.m. aan een onderdeel van de V2-lanceerinstallaties, die nog te zien zijn in Frankrijk in de bunkers van Eperlecques.
Linksboven,: Christus, genaamd Corpus, in eikenhout door René Borrey
Rechts de kunstenaar zelf
Onder: naakt in ongekende hout-soort. René heeft het gekapt in re-cuperatiemateriaal van een staket-sel, afkomstig uit Nederland. Het hout is keihard, werd wellicht bijzon-der behandeld en heeft jaren in het water gestaan.
Na de oorlog kon hij dan eindelijk naar de academie in Gent voor binnenhuisarchitectuur en beeldhouwen. Voor de directeur van het V.T.I. Irene Maes had hij het beeld van Sint Elooi gemaakt dat prijkte aan de ingang en ook een zeilschip voor op de schouw. Het was ook door directeur Maes dat hij kon beginnen bij Florizoone. De steenbakkerij van Florizoone in Oostduinkerke werkte reeds met een Hoffmannoven (ringoven) zoals in Hoeke (derde vestiging) en al vlug met een tunneloven, zoals in Hoeke (op het laatst). Daarnaast was er de keramiekafdeling met labo en kleinere elektrische ovens, waar Rene twee jaar gewerkt heeft bij beeldhouwer Hausse, een Tsjech. Er werden allerlei beeldjes geboetseerd en gebakken voor de toeristen. Daar komt heel wat bij kijken: het boetseren (kleisamenstelling), het bakken (temperatuur, tijd, krimp..), het retoucheren, glazuren en opnieuw bakken. Rene bezit nog het standaardwerk over keramiek: "La Ceramique industrielle” van Albert Granger, een professor, verbonden aan de vermaarde fabriek van Sevres. Het boek bevat allerlei kleisamenstellingen, glazuren, baktemperaturen en -tijden.
Klei bevat in de natuur hoofdzakelijk siliciumoxide en aluminiumoxide. Kaolin (porseleinklei) is eerder zeldzaam en bestaat (zoveel als) uitsluitend uit die twee (verbonden) oxiden (2SiO2.Al2.2H2O). De polderklei en de leperiaanse klei bevatten daarnaast nog allerlei metaaloxiden (met ijzer, calcium, lood, zink, kalium...) Granger beschrijft een massa kleisamenstellingen en hun effect. Hetzelfde doet hij met de glazuren, die bestaan uit dezelfde en nog meer oxiden. Merkwaardig is, dat de kleur van die stoffen verandert bij het bakken. Men kan echter die producten, met handleiding, kopen in de gespecialiseerde handel, wat het labowerk gemakkelijker maakt.
Madonna in notelaar
Een belangrijke opdracht bij Florizoone was de afwerking van de kolommen in de basiliek van Koekelberg. Intussen was zijn vakkennis zo gevorderd, dat hij besloot om zelfstandig te werken.
De H. Hartkerk van Oostende was tijdens de oorlog zwaar beschadigd en daar heeft hij heel wat restauraties uitgevoerd aan kapitelen, beelden, o.m. Tarcitius, de marmeren communiebank, de kruisweg... Daarvoor kon hij gebruik maken van een atelier in de houthandel van zijn vader.
Madonna in kerselaar, ge-polychromeerd
Intussen was zijn broer werkzaam als tuinbouwconsulent voor de Boerenbond. Dan trok zijn broer naar Congo als landbouwtechnicus voor de staat. Toen vond hij dat er meer te verdienen was als zelfstandige en begon met een soort bazaartjes, waar je van alles kon kopen. Dat floreerde vrij goed en hij haalde Rene over om naar Congo te komen.
Daar hebben ze dan samen de zaak verder uitgebreid met o.m. plantages ten belope van 230 ha voor koffie, cacao. en een concessie van 900 ha voor 800 koeien en een vleesverwerkingsbedrijf.
Na het tumult in 1960 is de broer teruggekeerd naar Belgie. Rene is daar nog tot 1977 gebleven, dank zij de relaties van zijn echtgenote, die een halfbloed was. Beide broers hebben hun eigendommen kunnen verkopen en hebben hun kapitaal opnieuw geinvesteerd, o.m. in Moerkerke.
Rechts: Christushoofd van gebakken klei;. Dit hoofd hoorde bij een volledige Christusfiguur, waaraan Rene had meegewerkt bij Hausse in Oostduinkerke. Het lichaam was bij het bakken mislukt, maar het hoofd kwam intact uit de oven. Rene mocht de geslaagde kop hebben.