De Blijde Inkomst van Pierre d’Hanins als heer van Moerkerke in 1743
Een huldegedicht, prestigieus gedrukt op zijde (deel 1)
Caroline Terryn
In 2010 kocht Michel Van den Broeck op de veiling van Antiquariaat Cursief een Huldegedicht dat geschreven werd ter ere van Pierre d’Hanins bij zijn aanstelling als heer van Moerkerke in 1743. De tekst is gedrukt op een stuk stof van zijde, dat 99 cm op 50 cm meet. Het gedicht is omkaderd door 32 ingekleurde wapenschilden. De foto staat op de vorige pagina en wordt in kleur afgebeeld i n het brochure Kasteel van Moerkerke. Van burcht tot feestzaal en zetel van de heemkundige kring.
We zullen de tekst in verschillende bijdragen publiceren. We beperken ons nu tot de inleiding en de eertste kolom. In volgende bijdrage volgt het tweede gedeelte van het gedicht en dan het lied dat gezongen werd op de tonen van Liefste beckjen sonder gal.
We hopen de reeks te vervolledigen met een beschrijving van alle wapenschilden op dit stuk. Liefhebbers van de genealogie en heraldiek willen we nu al warm maken om ook de minder gekende wapens te ‘ontcijferen’. Kandidaten mogen hun bijdragen inleveren bij
Tot slot zal ook een kritische analyse van de tekst niet mogen ontbreken. Het weze duidelijk dat niet iedereen even blij was Onderdaen te zyn van sulck een uytgelesen Gebiedt-bekleeder ...
------------------------------
SCHULD-PLICHTIGE ZEGEN-WENSCHEN,
EERBIEDIG TOEGEEYGENT
aen den seer Edelen, Wysen, en Voorsienighen Heer,
Jor. PIETER, LOWYS, ANASTASIUS
D’HANINX,
DE WIERIX, &c. &c.
OUD BURGHMEESTER IN HET OOSTEN
‘S LANDTS VAN DEN VRYEN,
OP DEN DAG VAN SYN BESITNEMINGE ALS
HEERE DER BEROEMDE HEERLYCKHEIT VAN MOERKERKE:
DEN 25 AUGUSTUS 1743.
Wie 't lust die schalt den roem van dapper Oorlogs-lien Die in het Veld van Mars hun cloeckheyt lieten sien,
En lyf en leven voor het Vaederlandt verpanden.
Ick sing met soo veel recht, den lof eerbiedig van den Seer Edel, Weerden, Wys, en wel Voorsien'gen Heer,
Joncker PIETER D'HANINX, de Wierix, die met eer,
Gesag, en luyster, heeft van daeg besit genomen
Van 't Heerschap Moerkercke, hem erfachtig toegekomen
Uyt de naerlaetenschap syn's veel Beroemde Stam:
Welke uyt oude Adeldom haer glans-rycke oorfpronck nam.
Siet men den welstandt, 't heyl, en luck, der Heerlyckheden In volle prael, als sy door Mannen die de reden Grontkundig kennen, stipt gehandtaeft worden? Wat Uytnemende geluck heeft Moerkercke aengevat,
Nu het tot Wettig Heer, en Voogt syn's Heerschappye,
Verkreeg een zeuyl der Wet van 't Ruchtbaer Brugsche Vrye,
Een Man niet min beroemt in geest en schranderheyt,
Als oordeel en gesag; die om syn goet beleyt Tot Burgemeester in het Oosten wierd verkoren;
Die, g'lyckerwys hy is uyt Edel Stam geboren,
Geeft blyckens van gesag, en wel-beploegt verstandt,
Waer mede hy 't Recht na recht in d' Achtb're Vierschaer spant,
Die 't kussen niet bekleedt als met naukeurig oordeel,
Vervremt van ooghluyckinge, oft onderlinge voordeel Tot Arme oft Rycke, vriend oft vyand; maer die met Vereyschte kennis 't Recht bearbeydt volgens Wet:
Kort-om, die soo veel eer aen 't Ampt geeft, door 't regieren Naer maete, als dat het Ampt syn Edelheyt komt te cieren.
Wat roemt sig Moerkerck, seg ick, met gegronde reen,
En d' Ingeseten van de selve Heerlyckheen;
Nu sy tot hun geluck, en welstand, lof, en eere,
Verkregen sulck een braef en dienst-genegen Heere,
Die onophoud'lyck sig sal doen beminen van Dien, die uyt 't diepst syn's hert wenscht dat hy strecken kan Tot dienst syn's Achtbaerheyt, en d'eer mag weerdig wesen Van Onderdaen te zyn van sulck een uytgelesen Gebiedt-bekleeder, van soo prael-rycke Heerlyckheyt.
Was Moerkercke oyt verheught? het heeft op desen tydt Verheven stoffe om vreughd te plegen, niet alleene Om syn Bescherm-heer, maer nu dat 't een ongemeene