Hoort Moerkerkebrug bij Moerkerke of bij Middelburg?
Getuigen op het proces tegen de opvolger van Pieter Bladelin in 1497
Denis Raman
In de vorige bijdrage bekeken we de stad Middelburg, die Pieter Bladelin ten noordoosten van zijn kasteel stichtte. Tegen 1465 was het ommuurde stadje het centrum van een nieuw gecreeerde heerlijkheid. Begin 17de eeuw zou die zelfs promoveren tot graafschap Middelburg. De kaart uit 1867 (rechts) geeft een idee van de uitgestrektheid van het Graafschap Middelburg.
Pieter Bladelin had midden 15de eeuw stelselmatig zijn macht uitgebreid: eerst had hij een leen gekocht, het fiscaal gebied van de Brieven van Aartrijke. De Brieven van Aartrijke was een leen in de vorm van een belastinggebied dat al sinds de eerste helft van de 13de eeuw bestond en gronden betrof in Moerkerke, Heille en Sint-Laureins. De Brieversweg liep er dwars doorheen.
Daarna kocht Bladelin in 1448 het ammanschap van Moerkerke, zijnde een gerechtelijk ambt, af van Margareta, dame van Oostkerke. In 1449 kocht Bladelin de vis-, vogel- en zwanenrechten binnen het ambacht Moerkerke af van Vrancke van Praet, heer van Moerkerke.
Op een goede 20 jaar tijd verhief hij zo het leen de Brieven van Aartrijke, een louter fiscaal gebied, tot de heerlijkheid Middelburg. Er was immers pas sprake van een heerlijkheid als de ‘leenman’ ook rechtsmacht had. Vanaf 1464 had Bladelin ook de hoge rechtsmacht over het gebied bemachtigd. De bevolking, oorspronkelijk Vrijlaten van het Brugse Vrije, werden gedegradeerd tot onderdanen van een bijzonder machtige lokale heer.
Het Ambacht Moerkerke verloor in 1441 meer dan 317 ha (792 gemeten 85 roeden) aan de heerlijkheid Middelburg. De resterende 1065 gem., 9 ro., bleven onder het Vrije als een oorspronkelijk ambacht.
De grens tussen beide rechtsgebieden was de weg van Brugge naar Aardenburg, de ‘Noorderen Aerdenburgsche Bruggewegh’. De leengoederen gelegen in de Heerlijkheid Middelburg bleven echter in de leenboeken beschreven onder Moerkerke-ambacht. Dat verklaart het feit dat de ‘Brieven van Aartrijke’ uitgeoefend in het Graefschap Middelburg door de Moerkerkenaars niet werden aanvaard.
Tegen de machtsuitbreiding van Pieter Bladelin was wel geprotesteerd. Het Brugse Vrije, de omliggende steden en de Rekenkamer te Rijsel (de Bourgondische controledienst) hadden allemaal verzet aangetekend tegen de oprichting van Middelburg, maar hertog Filips de Goede (|1467) was daar niet op ingegaan en had zijn hoge ambtenaar en schatbewaarder Pieter Bladelin (|1472) zijn nieuwe heerlijkheid laten uitbouwen.
Pas eind 15de eeuw kwam het onder Bladelins opvolger tot een proces voor de Raad van Vlaanderen in Gent. In 1497-1499 werd een proces in eerste aanleg gevoerd tussen de schepenen van het Brugse Vrije en de ontvangers van Moerkerke enerzijds en anderzijds Guillaume II de Saillant met de burgemeester en schepenen van Middelburg. Het proces ging over de grens tussen Middelburg en Moerkerke, ter hoogte van Moerkerkebrug op de Lieve. De kwestie was, of dit al dan niet grondgebied Middelburg was. Beide partijen lieten getuigen aanrukken. Sommigen beweerden dat de betwiste grond nooit belast geweest was in de "Brieven van Aertrijke" en dus niet bij Middelburg hoorde, anderen beweerden het tegendeel.
Hellezoete Pieters was 40 jaar en woonde aan Moerkerkebrug in de herberg ‘DeCroone’. Hellezoete Pieters vertelde dat haar man in 1494 dit huis gekocht had van Jacob Rembrechts en waarbij de koopakte verleden werd voor de schepenen van Middelburg. Zij wist echter dat voor haar huis, de herberg, geen rente moest betaald worden in de ‘Brieven van Aertrijke’. Het huis De Croone is te herkennen op nevenstaande kaart. De kaart hoorde bij het proces en het Rijksarchief van Gent bewaart ze als Raad van Vlaanderen nr. 8684. Op het huis ten noordoosten van de brug stond een molentje en van buiten uit liep een trap die toegang gaf tot het molentje. Ook al is de brug verdwenen, toch ziet men dat er sedert lang een gehucht geweest is. Bewoning was navenant: de schippers die van Gent kwamen, legden aan op Moerkerkebrug om een deel van hun goederen te lossen vooraleer met de trekschuit Damme aan te doen.
Getuige Jan van de Winckle 64 jaar, wist de huizen aan de brug goed staan. Hij beklemtoonde dat de bewoners belastingen betaalden met Middelburg.
Lijsbette Sbudts was de echtgenote van Jacob Michiels, 50 jaar, wonende te Moerkerke aan de brug, getuigde ook in die zin maar zij voegde er aan toe dat zij wel rente betaald had in de ‘Brieven van Aertrijke’. Haar eerste echtgenoot, Adriaan De Witte, was zelfs schepen van Middelburg geweest.
Dit werd bevestigd door een andere getuige, Jan van de Winckle, 64 jaar oud, uit Eeklo maar lang verbleven hebbende op Moerkerke. Hij kende zeer goed de huizen uit de omgeving zegde hij, en de bewoners betaalden belastingen met Middelburg.
Pieter Gilles Lampsins 70 jaar, wonende te Moerkerke, bevestigde de woorden van Lijsbette Sbudts en hij noemde de mensen die in zijn buurt woonden: Jacob Rembrecht die dus in ‘De Croone’ woonde; in een ander huis aan de zuid-oostkant van de brug, woonde Jacob Lambrecht, schepen van Middelburg. In het derde huis aan de noord-westhoek van de brug woonde een bakker die ook herberg hield; en dan was er onlangs nog een huis gebouwd aan de zuid-westkant van de brug. Die huizen stonden eigenlijk op het grondgebied van Gent, eigenaar van de Lieve en van de grand aan beide zijden ervan, over een breedte van 28 roeden, de Lieve zelf inbegrepen.
Adriaan Waens 60 jaar, herinnerde zich nog hoe de heerlijkheid van Middelburg van Moerkerke werd afgescheiden. Niemand, maar dan ook niemand, had toen bezwaren gehad dat die stroken grond en woningen bij Middelburg werden gerekend.
Donaes Robbrecht kwam in 1416 in Middelburg wonen. Als officier van de heerlijkheid (een soort politieagent) nam hij een banneling gevangen in een van de huizen op Moerkerkebrug. Coppin Van Sluis werd daarop terechtgesteld door de ‘wet van Middelburg’. Al die getuigenissen konden echter niet veel baten, want de schepenen van Moerkerke en van het Brugse Vrije hadden getuigen die bewezen dat de Brieven van Aertrijke in die omgeving van Moerkerkebrug niet ontvangen werden.
Zelfs toen Matheus Heyne, ontvanger van die brieven beweerde dat dit wel het geval was, vond men dit wederrechtelijk (in strijd met het gerecht).
Vooral de getuigenis van meester Jan Hanneton, 58 jaar oud, was doorslaggevend. Hij was namelijk ontvanger van de renten van Pauwel De Baenst (die vroeger aan Jan de Plaet behoorden) en van de renten van Willem Van der Zijpe, renten die zich over die streek uitstrekten. Hij verklaarde dat de Brieven van Aertrijke rond die huizen aan Moerkerkebrug niet geheven werden en hij duidde de zone van de renten De Baenst en Van der Zijpe aan.
De uitspraak
De Raad van Vlaanderen stelde het Brugse Vrije in het gelijke, op grond van de getuigenissen dat de betwiste grond in Moerkerke nooit belast geweest was in de "Brieven van Aertrijke" en dus niet bij Middelburg hoorde, vermits de heerlijkheid Middelburg territorial nagenoeg overeenkwam met het fiscaal gebied van de Brieven van Aartrijke.
Het betwist gebied
We duiden het gebied aan met een rechthoek op de Carte topogravee a l’ institut cartographique militaire a Bruxelles en 1896. Het gebied lag tussen de Paalweg, het verlengde straatje van de vroegere Vissersstraat in het westen, en Raepschot aan de Engelsche straat in het oosten, straat die vroeger de Waterpolder verbond.
Bronvermeldingen:
‘Kaerte van ‘t van Middelburg (Staetsarchief Brugge) volgens oude ommeloopers 1649’; Kaart plannen nr. 2273 Maldegemschen Polder; Atlas Cadastral Moerkerke (POPP); ‘Kadastrale gegevens Watering Zuid over de Lieve Moerkerke’; Kaart ‘Wateringhe Noord over de Lieve 21ste Begin; Kaarten en plannen nr. 29 Polder Noord over de Lieve: R.A.B.; Cartes et plans F. Mestdagh nr. 2271 Wateringe Moerkerke Noord over de Lieve; Kaart kadastrale gegevens Watering Zuid over de Lieve; Proceskaart R.A.G. Raad van Vlaanderen nr. 8684 Moerkerkebrug; ’t Vrij Maldegem: Vake en Moerkerke nr. 21: 30 juli 1966 (D.V.) en nr. 45: 5 november 1966 (D.V.: Daniel Verstraete); Persoonlijk archief en foto's van Denis Raman