☰ Extra

De molenaar en de kurassier - Sijsele in de Franse tijd

Gerrit Huybreghts

In Sijsele vond tweehonderd jaar geleden een volkstelling plaats. Die is algemeen gekend als de volkstelling van 1814, maar in Sijsele vond ze plaats op 15 maart 1815.

Op het Keuneveld vinden we molenaar Dominicus Hoozee tesamen met zijn vrouw Joanna Cornelia Govaert en kinderen. Hij had de Veldmolen in 1806 gekocht.1 Bij hem wonen twee knechten waaronder zijn broer François. Tevoren woonde Dominicus te Oedelem. Het gezin van Dominicus wordt er beschreven in het bevolkingsregister van het jaar XIV (vermoedelijk opgemaakt eind 1805); bij het gezin woonde ook weer zijn broer François.

Het lijkt een banaal verhaal. Een molenaar koopt een molen en verhuist. Zijn broer verhuist mee. Maar het waren allesbehalve banale tijden.

Dominicus en François waren kinderen van Joan­nes Hoozee en Marie-Jeanne van de Wiele. Domi­nicus werd geboren te Loppem op 30/12/1777, François op 14/11/1782.

Dominicus huwt op 28 floreal XI of 18 mei 1803 te Sijsele met Joanna Cornelia Govaert. Zijn broer Charles, handelaar te Oedelem is een van de getuigen. Charles was geboren te Loppem waar hij in het doopregister staat ingeschreven op 07/07/1769. Hij wordt handelaar en gaat te Oede­lem wonen. Naderhand, tussen 1805 en 1812, vin­den we hem te Sijsele. In 1807 wordt hij vermeld als distillateur en marchand huillier - oliehandelaar .

In 1798 werd de dienstplicht ingevoerd door de Franse bezetter voor alle 20-jarige jonge mannen. Dominicus was toen te oud, maar François werd op de conscriptielijst voor zijn lichting geplaatst. Bij de loting kreeg hij echter een hoog nummer en kwam achteraan op de lijst terecht; hij werd uiteindelijk niet opgeroepen.

Even terzijde: voor wie op zoek is naar gegevens van West-Vlaamse conscrits is de steekkaartenverzameling (58.000!) van Roger Vergaerde over de soldaten van Napoleon uit het Leiedepartement onontbeerlijk.2 De steekkaarten zijn een belangrijke hulp geweest bij het bijeensprokkelen van dit verhaal.

Een andere broer, Philippus, geboren te Loppem op 24/02/1786 wordt als hij twintig is opgeroepen voor de lichting 1806. Voor Loppem zijn er uiteindelijk in totaal 162 conscrits. Philippus krijgt num­mer 130. In een schriftje met een register van de soldaten zijn in de kolom decision du conseil de recrutement 26 nummers aangegeven; van de 162 werden er 26 jonge mannen opgeroepen voor de effektieve dienst. De 25ste is Jacques Beuselinck, die nr. 46 in de oorspronkelijke lijst had. Philippus ruilt zijn nummer met Jacques Beuselinck. Hij vertrekt op 11 oktober 1806 naar Sarguemine (Sarreguemines) en wordt ingelijfd in het 3de regi­ment kurassiers. Hij wordt beschreven als 1,84m en domestique - knecht. Op de oorspronkelijke lijst van conscrits voor het jaar 1806 is zijn lengte zelfs 1,865m.3 Op deze lijst zijn 127 namen terug te vin­den die gekoppeld zijn aan een leesbare lengte. Het gemiddelde bedraagt 1,637m.

Voor het ruilen van nummers zoals Philippus deed met Jacques Beuselinck werden kleine vergoedingen betaald, 2 jongens rond Brugge kregen een vergoeding van resp. 194 en 237 fr. Philippus ruilde zijn nummer met iemand van zijn eigen lichting. Dit soort onderlinge afspraken of substitutions de gre a gre was toegelaten tussen de conscrits tot de afkondiging van het contingent.4 Uit soldatenbrieven blijkt dat de mannen in het leger vaak de familie van hun vervanger aanschreven voor geld. Mogelijk deed Philippus dat ook, men leze de volgende intrigerende passage:

“Rechtuit gesproken, er was eigenlijk niemand verzot op dat soldaatzijn en daarom trachtten begoede ouders een man “te zetten”, een “substituant” genaamd: ze onderhielden een arm gezin van eten en drinken, en bezorgden de soldaat wat drinkgeld; bovendien waren ze verantwoordelijk in geval de substituant uit het leger vluchtte. Vader Beuzelings vaarde precies alzo: om de veertien dagen schreef de substituant om drinkgeld en tekende:

Flippe Wozee,
Kurassier,
Man te peerde,
Vul plezier.

Ten slotte was hij weggelopen en de boer mocht voor een ander substituant zorgen.’A5 Het citaat is van volkskundige Magda Cafmeyer die haar verhalen in de jaren 1940 optekende, hier zonder bronvermelding. De gelijkenissen zijn treffend, zij het dat Philippus niet deserteerde. De naam Wozee is overigens nergens te vinden in Belgie; het lijkt logisch dat Flippe Wozee slaat op Philippe Hoozee en dat Beuzelings naar Beuzelinck verwijst.

Franciscus besluit dan op zijn beurt op te treden als plaatsvervanger voor een andere recruut van de lichting 1807

2025 05 12 110531Philippe en Frangois Hozee uit Sijsele vochten bij de 3de curassiers van Napoleon. In 1871 voltooide Ernest Meissonnier zijn grootste schilderij (135 cm op 242 cm). Het hangt in het Metropolitanmuseum in New York en toont hoe cui­rassiers chargeren en en passant Napoleon groeten op weg naar de grote overwinning in de slag van Friedland (14 juni 1807). Momenteel heet Friedland Kaliningrad, een Russische oblast (of provincie) tussen Polen en Litouwen)


De situatie van de twee broers was verschillend. Daar waar Philippus een substituant was, is Fran­cis een remplagant. De substituant wisselde met iemand van dezelfde conscriptielijst, een remplaçant was iemand die vrijgesteld was van legerdienst; François was niet opgeroepen in zijn lichting en was dus vrij van dienst. Hij wordt afwisselend beschreven als dagloner en molenaar en op 13 januari 1807 sedert verschillende jaren verblijvend te Oedelem.

Franciscus neemt de dienst over van Joseph Ignace Debreuck. Joseph is de zoon van Valere, een apotheker uit de Mariastraat te Brugge. De wervingsraad van januari 1807 had al vastgesteld dat François een geschikte kandidaat was. Voor een vervanging diende verplicht een geregistreerde overeenkomst gesloten te worden.

De overeenkomst wordt opgemaakt bij notaris Vandesteene op 15 januari 1807.6 In een eerste akte belooft François de dienst van Debreuck over te nemen. Er worden 500 zilveren Franse kronen betaald of omgezet 2962,96 fr, waar nog 65,19 fr bovenop kwam voor diversen. De totale som van de overeenkomst bedroeg 3028,15 fr.7 Zijn bovengenoemde broer Charles stelde zich garant en verbond er zich toe het geld terug te betalen indien Joseph Debreuck toch onder de wapens moest; volgens de Franse wet (van 8 nivose XI11)
was Debreuck pas vrijgesteld nadat François een diensttijd van twee jaar had volbracht - die voorwaarde werd ook op de acte de emplacement vermeld. Voor vroegere lichtingen gold de vrijstelling van zogauw er een bewijs was dat de vervanger effektief in zijn korps was ingelijfd, maar blijkbaar hadden de Fransen daar slechte ervaringen mee gehad.

In een tweede akte werd Charles tot gevolmachtigde voor François aangesteld. Het uitbetaalde bedrag was een forse som. Ter vergelijking: hun broer Dominicus had ongeveer 3600 fr. voor zijn molen betaald; de hoeve van hun ouders met twee hectaren grond werd voor 2500 fr. verkocht. Het was ook als betaling voor het overnemen van een legerdienst een hoge som. K.C. Peeters stelt in zijn boek "Soldaten van Napoleon” dat in 1806 de prijs daarvoor tussen 1800 en 4000 fr. bedroeg.8 Rond Brugge zijn er in die tijd echter verschillende overeenkomsten voor vervangingen voor minder dan 1000 fr., zelfs een voor 500 fr..

De gemeente van verblijf van François, in dit geval Oedelem, moest bevestigen dat de kandidaat van goed gedrag en zeden was. De overheid was niet kieskeurig voor gewone soldaten, maar voor vervangers was zo’n bewijs verplicht.

Verder moet de vervangen kandidaat een bewijs voorleggen dat hij 100 fr. had betaald als bijdrage in de kosten voor de uitrusting en het uniform van de vervanger.

Op dezelfde 15e januari werd de acte de remplacement ondertekend. In deze akte wordt Francis beschreven als 1,79m, met kastanjebruine haren en wenkbrauwen, blauwe ogen, lange neus, gemiddelde mond, opwippende kin, hoog voorhoofd, ovaal gelaat en bleke huid.9 Buiten de acte de emplacement zijn nog de volgende dokumenten bewaard in het Rijksarchief te Brugge: het ontvangstbewijs van 100 fr., betaald door Ignace Debreuck om de kledij van zijn vervanger te betalen en het dokument van de rekruteringsraad dat vaststelt dat François geschikt is voor de dienst.

Franciscus vertrekt op 22 januari 1807 naar het 3e kurassiers. Hij reist in een groep van 16 waarvan er 5 deserteren onderweg. Zij komen aan in Sarreguemines op 9 of 10 februari. Franciscus maakt deel uit van de 1e Cie, 1e Eskadron. 10 Gezien hun lengte is het niet verwonderlijk dat de broers bij de kurassiers terecht kwamen. Toelatingsvoorwaarden voor de cavalerie waren strenger dan voor de infanterie. Als iemand een vervanger vond nadat hij bij de cavalerie was ingedeeld, mocht de ver­vanger niet kleiner zijn dan de persoon die hij verving.11 De kurassiers waren een eliteregiment en ze werden ook beter betaald. Ze werden omschreven als grote mannen op grote paarden. De gemiddelde lichaamslengte op de lijst van Loppem voor 1806 was 1,637m. In het Departement Haute-Loire in berggebied bedroeg de gemiddelde lengte van de recruten tussen 1,60 en 1,61m.12 De minimumgrootte voor het Franse leger was 1,54m. Op de lijst van Loppem is Philip met 1,865m de grootste. De minimumlengte voor kurassiers bedroeg 1,73m. Enkel voor de carabiniers was een grotere lengte vereist, nl. 1,785m. Paarden voor kurassiers en carabiniers moesten een schofthoogte hebben van minimum 1,56m. Jagers te paard en huzaren - lichte cavalerie - kregen paarden tussen 1,50 en 1,52m.13

Het 3de kurassiers nam in 1807 deel aan de slag van Friedland en in 1809 aan de veldslagen van Eckmuhl, Aspern-EBling (21-22 mei 1809) en Wagram (5-6 juli). In 1810 werd het rustiger.

Er is een brief gekend van François vanuit Franckenmarck (Frankenmarkt, Opper-Oostenrijk) gedateerd 1 januari 1810.14 De brief is gericht aan Mon­sieur de Breuck apothecaire demeurant a Bruges.

De proclamatie waarvan sprake zat niet meer bij de brief, maar kon ik wel terugvinden. Op 8 oktober 1809 overlijdt nl. Marie-Jeanne van de Wiele, hun moeder. Bij de notarisakte over de verkoop van de familiale hoeve in 1810 zit een volmacht door Philippe en François aan apotheker de Breuck tesamen met een verklaring van Louis Richter, kolonel van het 3e regiment die bevestigt dat de beide mannen zich in het leger bevinden. Het document is ondertekend op kerstdag 1809.

franckenmarck den 1en Januarij 1810.

Mijn heer,

Met dezen zend ik eene proclamatie voor de welke gij moet zorge hebben om alles goed uijt te werken volgens de weth, ende voordens mijnheer wij bidden uw oodmoedelijk van zorge te hebben van onze weeze penningen van onzen vader de welke wij ook nog niet ontfange en hebben, en onze ander broeders hebben hun deel alreede gehad, ik bidde uw van de zelve penningen voor mij en voor mijnen broeder philippe met den alder eersten op te zenden tis zeggen ons part ’t geene ons eerlijk toekomt, hoe eerder hoe liever want ik ben zonder een ortje geld, en den intrest van Dominique van ’t gheel jaer dat gij zoude willen zoo goed zijn van dat ’t seffens op te zenden ende als ik antwoorde ontfangen met geld ik zal weeder antwoorde zenden met een certificaet waer mede ik eijndige, met den wensch van een zalig nieuw-jaer.
In afwachting van ’t geene ik uw verzoeke
blijve met respect Mijnheer

uw oodmoedigen Dienaer François Hoosee
mon adresse

A monsieur françois
Hoosée Cuirassier au 3eme
Regiment 1re compagnie
pre division de grosse
Cavalerie armée D’Allemagne
Cantonnés à franckenmarck
En Autriche

François deserteert op 16 juni 1810 en wordt op 26 juni bij verstek veroordeeld tot 7 jaar boulet en een boete van 1500 fr. De boulet is een zware bol die met een ketting aan de voet van de gevangene werd bevestigd. Het gewone tarief voor deserteurs was 5 jaar gevangenis en een boete van 1500fr. De twee bijkomende jaren hebben vermoedelijk te maken met het feit dat hij gedeserteerd was uit een gevechtseenheid of een troep van de eerste linie.

2025 05 12 110613Philippe Hozee uit Sijsele bleef vermist na de mislukte veldtocht van 1812: “dood of gevangen in Rusland”. Illa­rion Prjanisjnikov (Rusland 1840-1894) schilderde de verschrikkelijke aftocht van het leger van Napoleon

In het regimentsregister van het 3e regiment kurassiers wordt niet vermeld wat er verder van Francis geworden is. Op het einde van 1810 worden de burgemeesters gevraagd lijsten op te sturen van inwoners van hun gemeente die gezocht worden als deserteurs.15 Noch op de lijst van Loppem, noch op die van Oedelem of Brugge wordt François ver­meld. Misschien was de Franse administratie overspoeld door het grote aantal deserties; in 1810 werd het aantal deserteurs op 160.000 geschat.16 Ter vergelijking: de Grande Armee waarmee Napo­leon Rusland binnentrok had 600.000 man.

Ik neem aan dat Franciscus naar Sijsele trok en bij zijn broer Dominicus op de molen onderdook. De molen lag een stukje buiten het dorp op het Keuneveld, dat weinig bewoond was. Dat het mogelijk was om in de eigen omgeving ondergedoken te blijven blijkt uit wat Magda Cafmeyer optekende. Zij zegt dat na de oorlog in Sijsele een bedankingsmis werd opgedragen en diegenen die het langst gedeserteerd waren eerst ter offerande moesten gaan.17 Er zaten dus verschillende deserteurs verborgen in het dorp. In alle geval, bij de volkstelling in 1815 staat François weer bij het gezin van zijn broer Do­minicus te Sijsele.

Philippe blijft in het leger. Hij neemt deel aan de veldtocht van Rusland in 1812. De regimentsregisters vermelden achter zijn naam, zoals bij vele anderen van het 3e regiment: "dood of gevangen in Rusland”.18 In 1814 keert een handvol krijgsgevangenen terug uit Rusland. Voor de Belgische departementen in totaal 6 kurassiers uit het 3e, die terugkomen tussen september 1814 en januari 1815.

Voetnoten

  1. Gerrit Huybreghts, de geschiedenis van de Veldmolen te Sijsele, jaarboek nr. 47 van de heemkundige kring Bos en Beverveld 2014.
  2. http://www.fv-oostende.be/bronnen.php
  3. Rijksarchief te Brugge, hierna RAB, conscriptie Loppem INV 30/10 155.
  4. VAN RODE, De conscripties in het 'Departement de l' Escaut', Licentiaatsthesis Universiteit Gent, 1996 op http://www.ethesis.net/ escaut/escaut hfst 7.htm; sectie 3 / 4.1 c.
  5. CAFMEYER, Van doop tot uitvaart, Bond van de Westvlaamse folkloristen 1958, pp. 51-52
  6. RAB TBO 132/20 nr 37 akten 8 en 9 van 1807.
  7. RABW, formaliteitsregister van openbare burgerlijke akten, 5e reeks, F391 202 (5/41), p. 19
  8. K. C. PEETERS, Soldaten van Napoleon, uitgeverij de Vlijt, 1955, p. 37
  9. RAB Inventaris Frans hoofdbestuur INV 82 nr. 3218
  10. Service Historique de la Defense, Archives de l’Armee de Terre 24 YC 23, registre de matricule du 3ieme regiment des cuirassiers.
  11. VAN RODE, De conscripties in het 'Departement de l' Escaut', Licentiaatsthesis Universiteit Gent, 1996 op http://www.ethesis.net/ escaut/escaut hfst 7.htm; sectie 7.3 b).
  12. -F. BRUN, Le cheval dans la Grande Armee, in: Revue Historique des armees, nr. 249, 2007 p. 63, voetnoot 85, verwijzend naar "Brun, La Haute- Loire dans les guerres napoleoniennes, de l’an XIII a 1814 ».
  1. -F. BRUN, o.c., pp. 38-74.
  2. Ik wil hier rijksarchivaris Luc Janssens van het Rijksarchief van Brugge bedanken voor het terugvinden van deze brief die verloren was gegaan en in geen enkel overzicht gekend was.
  3. RAB, archief Frans bestuur INV 82 nr. 3414
  4. K. C. PEETERS, Soldaten van Napoleon, uitgeverij de Vlijt, 1955, p. 96
  5. CAFMEYER, Van gehucht tot dorp, Uitgeverij Saeftinge, Blankenberge, 1971, p. 39
  6. Service Historique de la Defense, Archives de l’Armee de Terre 24 YC 24, registre de matricule du 3ieme regiment des cuirassiers.

De molenaar en de kurassier - Sijsele in de Franse tijd

Gerrit Huybreghts

't Zwin Rechteroever
2015
04
082-085
BV
2025-05-12 11:13:24