☰ Extra

WOI in Damme: hoe René De Burggraeve uit Moerkerke als polsstokspringer over de ‘Doodendraad’ wou ontsnappen en andere volkse verhalen van zijn hand (deel 2)

Bewerkt door Denis Raman

Wat vooraf ging: vader en zoon Burggraeve smokkelen tijdens WOI van Moerkerke naar Brugge om ze op de zwarte markt te verkopen. Op zekere morgen liep 't riskante vervoer slecht af!

We hadden vier zakken rogge van elk vijftig kilo achteraan op onze wagen liggen, verscholen onder enige lege zakken en een stapel inpakkisten.

Vader en ik zaten vooraan op de wagen. Er was geen gerij op de baan te zien, het paard kende zijn weg en de teugels hingen slap. We keken zwijgend voor ons uit, naar de steenweg, naar de bottende bomen waarin de lente ontwaakte, naar de groene velden, naar de stille eenzame hof stedekens, naar de zeldzame voorbijgangers, naar een boer met slijkerige driewielkar door een os getrokken over de aardeweg reed. Auto's waren er als dan in on­ze streek eigenlijk nog niet en daar er geen rubberen banden meer te krijgen waren - ze moesten al veel vroeger bij de bezetter geleverd worden - waren er zelfs geen fietsen meer te zien. We namen dromend heel de kalme omgeving in ons op zonder enige klaar bewuste gedachte noch gevoelen.

Duitsers waren er eigenlijk weinig langs de baan: een paar lanterfantende soldaten.

Wij dachten aan geen controle, wij vermoedden geen gevaar! Wij waren de baan gewoon..we kenden er iedere slechte plek van en iedere goede strook, alle uitzichten, elke bocht. Toen was het verkeer nog zo rustig dat men op zijn paard kon vertrouwen, dat men als voerman rustig mocht indutten..

Plots schrok ik uit mijn 'dolce-farniente' mijmering op; vlak bij Vijvekapelle stonden twee sol­daten: een ervan was een inspecteur, de kerel die vroeger al een drietal keren onze wagen had doen stoppen en er telkens vluchtig had ingekeken.

Het drong als een voorgevoelen bliksemsnel tot me door: die kerels hadden het nu speciaal op ons gemunt, nu zouden we er aan zijn.

Terstond gaf ik, zonder een woord te zeggen, vader een lichte trap tegen de voeten. Vader blikte me aan, las het gevaar in mijn ogen, speurde voor zich uit, ontwaarde meteen de twee Duitse soldaten die nog slechts op een goeie honderd meter voor ons uit aan de kant van de aardeweg stonden, onder een boom, de blik naar ons gericht.

Pak de teugels vast en doe alsof je aan 't uitdromen bent!, fezelde vader, luid genoeg dat ik verstond wat hij zei, terwijl hij zich meteen te slapen neerlegde, languit, vooraan in de wa­gen zodat hij heel goed van op straat zichtbaar bleef en de indruk gaf: 'hier is geen enkel vuiltje aan de lucht'!

Ik deed onmiddellijk wat vader van me wenste: 'k hield de teugels losjes in beide handen vast en hield me zo achteloos mogelijk. Het paard ging, stap voor stap, achteloos zijn gewone slentergang. De wagen hosseboste over de hobbelige straatkeien zodat de inpakkisten in de wagen klotsten...almaar door.

'Zouden we verraden zijn? Dacht ik een ogenblik. -Door wie dan? Trachtte ik vlug te doorvorsen, doch kon me niet inbeelden wie ons zou kunnen verklikken: geen mens in heel Moerkerke, geen sterveling in Brugge die ons kende, zou zoiets doen.

Toch voelde ik me niet gerust. Onopvallend loerde ik eventjes naar de twee Duitsers die roerloos aan de kant van de weg bleven staan, 't hoofd in onze richting vooruitstekend.

Smeerlappen! siste ik en ik voelde een grote verwensingsvloek in de keel kroppen.

In mijn verbeelding zag ik de twee Pinhelmen reeds naar onze wagen komen, ik hoorde ze al met hun moffenstem 'Halt' bevelen en ik had het gevoelen, dat ze op de wagen sprongen, de kisten opzij gooiden, dan de zakken graan voelden, ontblootten en meteen triomferend schreeuwden; Was ist dasz? (sic)

Maar zover was het nog niet! Verdomd neen! Misschien ontsprongen we weer het gevaar.

Houd je kalm!.. Kalm!.. Kalm zong het gebiedend in mij op 't ritme van de botsende wielen van de kar, en hoe dichter we de Duitsers naderden, hoe sterker!

Nu een sigaret rollen, dacht ik. Dat is 't duidelijkste bewijs dat ik hier gewoon onschuldig zit!

Onze wagen kon nu nog hoogstens twintig meter van de Duitse militaire controleur verwijderd zijn toen ik een half pakske tabak-zelf gekweekte!-uit mijn rechterbroekzak bovenhaalde, het ritselend openwreef, de sigarettenblaadjes eruit nam, 'n blaadje losscheurde , met wijsvingers en duimen wat tabak greep, over 't papiertje open spreidde en een sigaret rolde...

Nog slechts tien meter scheidde ons van de Moffen.

Met natte tongpunt kleefde ik de sigaret dicht!

Nog slechts vijf meter: met een lucifer vlamde ik de sigaret aan.

Miljarde!...Daar komen de 'Knullen' met wijde, vaste stap naar de wagen, precies op het mo­ment dat ik de eerste sigarettenrook uitblaas.

-Halt!

Hooouu! Trekkend en strak haal ik de teugels in. Het paard staat dadelijk stil terwijl ik met vlugge draai de wielen van de kar rem. De wa­gen stopt, het hotsen en botsen houdt op.

-Heruntersteigen! Afstappen! snauwt de 'Markjespakker' me toe, grijpt meteen vader bij de schouder en schudt hem 'wakker'.

Ik wip van de wagen, steek nonchalant de handen in de broekzakken, rook als een kwajongen met opengetrokken ogen, de sigaret in de linkerhoek van de lippen. Vader kruipt moeizaam recht en moppert: 'Guten Tag!'

-Wat vervoert u? dondert de inspecteur, vader onheilspellend strak in de ogen kijkend.

Vader antwoordt niet. Hij laat zich rustig van de wagen op de grond glijden, haalt onhandig zijn brieventas uit zijn vestbinnenzak, rommelt er een in vier gevouwen briefje uit en reikt het ongeopend, zwijgend, aan de bars kijkende controleur. De Duitser vouwt het open, leest het vluchtig, knort: Gut! Gut!

Hij geeft het nog opengevouwen briefje aan vader terug en schreeuwt nors:

Welke verboden vracht vervoert u naar Brug­ge? Dat zegt hij natuurlijk in zijn eigen taal, alsof wij, Vlamingen, zo maar alle talen kunnen begrijpen.

-Niets! fleemt vader.

-Nichts! grijnslacht de Duitser.

-Wat lege zakken en enige inpakkisten die we naar het Comiteit van Bevoorrading te Brugge terugbrengen om nieuwe merchandise te bekomen! verduidelijkt vader in een onverstaanbaar taaltje, dat half Brugs, half Duits klonk;

-Einmal sehen! eens zien! spot de controleur en met een bevelende hoofdwenk gebiedt hij zijn ondergeschikte te kijken wat er in de wa­gen ligt. De Gefreiter springt in de wagen, va­der kruipt hem dadelijk achterna, ik blijf rustig staan, waar ik sta, de teugels van het paard los in de handen.

-Alles grondig nakijken! eist de controleur van zijn ondergeschikte.

De kontroleur surveilleert wat de Gefreiter in de wagen doet. Ook ik blik in de wagen, vorsend hoe vader de Pinhelm in de war brengt door zelf enige lege zakken op te lichten en in de hoek te gooien en enige lege inpakkisten op te heffen en holklinkend te laten neerkletsen op de plankenvloer.

De Gefreiter stelt zich met het gedoe van va­der tevreden, knikt instemmend en komt dan vooraan en meldt zijn overste: "Nichts! Alles in Ordnung!"

-Oef ! Verzucht ik opgelucht. ‘t Was weeral eens een oppervlakkig nakijken.

Inwendig maak ik me reeds vrolijk over de 'lompigheid' van die Moffen die zich goedzakkig laten bedotten. Straks zullen we verder mogen doorrijden en vader zal extra in 'goed element' komen. We zullen nog lachen en plezier hebben vandaag en een supplementpintje drinken op de goeie afloop van de controle.

-Zuruck! Alles herunterwerfen! stampvoet de controleur.

Te vlug gejubeld! De Gefreiter stapt terug naar de diepte van de wagen: zijn zware stiefelstappen klabetteren op de planken.

Benieuwd hoe het verder loopt? Kom op 14 december om 18u luisteren naar Denis Raman in het Kasteel van Moerkerke.

WOI in Damme: hoe René De Burggraeve uit Moerkerke als polsstokspringer over de ‘Doodendraad’ wou ontsnappen en andere volkse verhalen van zijn hand (deel 2)

Denis Raman

't Zwin Rechteroever
2015
04
094-095
BV
2025-05-12 14:03:52