☰ Extra

WOI in Damme: hoe René De Burggraeve uit Moerkerke als polsstokspringer over de ‘Doodendraad’ wou ontsnappen en andere volkse verhalen van zijn hand (deel 3)

Bewerkt door Denis Raman

Wat vooraf ging: vader en zoon Burggraeve smokkelen tijdens WOI graan van Moerkerke naar Brug­ge om ze op de zwarte markt te verkopen. Op zekere morgen loopt het riskante vervoer slecht af! Ze worden gecontroleerd.

Helfen! Alle herunterwerfen! beveelt de Gefreiter nu mijn vader en begint zelf met de lege zakken vanuit de wagen op straat te gooien. Ook de inpakkisten moeten eraan geloven en kletsen op de kasseistenen neer.

Alles eruit gooien! vertaal ik 't bevel stil voor mezelf en zie het al gebeuren...

Ik voel meteen mijn aangezicht strak worden, mijn vingers zich tot vuisten in mijn broekzakken knellen, mijn tenen zich in mijn klompen uitrekken, een drang in me opwellen om de controleur te lijve te vliegen, te beletten dat nog meer inpakkisten naar beneden worden gesmeten, dat de zakken graan worden ontdekt ... in beslag genomen!

Kalm blijven! Kalm blijven! roept echter een stem in me en ik trek de handen uit de broekzakken en rek de armen wijd uit, met hoorbare geeuw, terwijl ik de verbolgen kontroleur met brede glimlach vlak in 't gelaat blik en onnozel weg zeg: Heute schonen Tag! hopend hem hiermee te bedaren, tot betere inzichten te brengen.

Dasz ist noch nicht sicher! bijt hij me venijnig als antwoord, en treitert: Los... De wagen op en help je vader de kisten naar buiten gooien. De wagen moet volledig leeg gehaald worden!

Wablief? Houd ik me van de domme, alsof ik zijn Duits niet begreep.

Wablief? Hoor ik terzelfdertijd vader vragen en verduidelijken: k ’e verstaon enik gien duuts!

De Gefreiter gooit in vlug tempo een, dan nog een en dan een derde inpakkist naar beneden en terwijl ik dan toch onder 't strenge onheilspellende oog van de kontroleur de wagen opkruip, snauwt de Gefrei­ter tot mijn vader: Abwefen! Schweinhund!.. Und ... was ist dasz?

Wat is dat? Met een ruk sta ik nu recht in de wagen, vlak nevens mijn vader, achter de Gefreiter die een van de zakken graan vastgrijpt en naar voor sleept. Ja? Sagen sie einmal was ist das? herhaalt de Gefreiter, vader woedend in de ogen starend.

Graan voor de Bevoorradingsdienst in Brugge! tracht vader zich te verdedigen.

Schwartzhandel! huilt de Gefreiter, en stoot vader van de wagen.

Vader struikelt en valt op de straatkeien. De controleur springt er naartoe, stampt hem tegen het been, in de lenden, sleurt hem recht, bokst hem in het volle gelaat, zodat vader achterwaarts over tuimelt, met een smak op de harde stenen.

Dat was mij te veel! In een wenk grijp ik een breekijzer dat in de wagen ligt en met een sprong ben ik uit de wagen, vlak voor de controleur, beschermend bij vader.

Genug geschlagen! schreeuw ik. Nog vooraleer ik er mij rekenschap van geef, heeft de controleur zijn revolver getrokken en honend klinkt zijn stem: Aufpassen junger Mann, oder ich schiesze! Leg dat ijzer neer.

Rene! krijt vader, niet slaan! Laat die stang vallen of hij schiet ons dood!-Dood?

Ik voel mijn vingers om het ijzer verslappen, mijn opgeheven arm traag neerzakken en het breekijzer valt met een schelle bonk op de kasseistenen en rolt een meter weg. Waar? Ik weet het niet. Ik durf het hoofd niet naar beneden bukken om te kijken. Ik blijf als gehypnotiseerd naar de loop van de dreigende revolver staan.

Plots, van achteren, schopt de Gefreiter hard tegen mijn linker schenen, zodat ik met een kreet van pijn in mekaar zak en nog voor ik met mijn handen de pijnlijke plek kan strelen, word ik gestampt en geslagen over hele lijf, en door de Gefreiter en door de controleur. Ik houd de armen beschermend om het hoofd. Maar ik en vader worden alsmaar door geslagen en gestampt, secondelang... Hoe ik ook huil en schreeuw: Bitte, Bitte,! Nicht schlagen! de kerels blijven ons voort stompen en stampen. Beide Duitsers gaan als razenden te werk, almaar door, met volle geweld, tot vader en ik niet meer durven roepen, als dood blijven liggen, ineengekrompen. Recht! Aufstehen! gebiedt dan ineens de controleur, met een laatste stamp ons tot gehoorzaamheid verplichtend.

Ik open de ogen, kruip recht! Mijn hoofd, mijn nek, mijn hele lichaam doet me geweldig pijn; Ik kijk naar vader en zie hem recht sukkelen: hij sukkelt, steunend op beide handen, op de knieen naar mij toe en zucht: Jongen, mijn jongen! Hij kijkt me met tranen in de ogen aan en doet me, met persende lippen een teken te zwijgen, niets meer te zeggen.

De twee Duitsers, de brutale stin­kers, staan nu op een meter achter ons, stokstijf nevens mekaar, ieder de revolver in de vuist geklemd, schietensklaar op ons gericht.

Recht! schreeuwt de controleur een tweede maal en zijn ogen vlammen kwaadaardig op vader, dan op mij.

Schoften, denk ik, dat zet ik u betaald! Maar hoe zal ik hun dat betaald zetten? Hoe? Ja, hoe? Mijn verbeelding wil niet werken, ik kan niet nadenken. Ik heb geen pijn! Ik voel me als geradbraakt! Even sluit ik de ogen.

Recht! klinkt het een derde maal, nu korter, scherper gebiedend.

Ik open de ogen en zie de nog steeds dreigende revolverlopen op ons gericht. Vader sukkelt recht. Mijn pijn verbijtend kruip ik ook recht. Neen, ze zullen er niet langer meer plezier aan beleven mij te zien lijden, mij hulpeloos te zien neerliggen. Ik ben toch al op mijn twintigste! Al een man! Een Vlaming! Een kerel die tot zijn laatste snik moet blijven, spijt alles! Ook nu, wanneer ik de dood in het gelaat moet kijken. Die gedachte staalt me meteen, doet me alle pijn en zielenleed verkroppen. Als een bliksemschicht schieten die gedachten me door het hoofd.

Daarbij, ik mag vader niet nog in een groter gevaar brengen, zeker nu niet, nu het smokkelgraan werd ontdekt, nu wij voor de "Ortskommandant" zullen moeten verschijnen en er als overtreders van de "Verordenungen" zullen beticht en veroordeeld worden tot... Tot? Wie weet het? Kalm! Kalm blijven! beveel ik me innerlijk. Meteen toon ik me rustig, uiterlijk althans.

Weiter afwerfen! gebiedt de controleur, terwijl hij met de dreigende revolver het ons overduidelijk maakt dat het hem ernst is.

Kom! wenkt vader me, en wij klimmen de wagen op en doen wat ons bevolen werd: we gooien moedeloos de vier zakken graan bloot.

Afwerfen! Het bevel klinkt scherp, kort. We smakken de zakken graan op de straatstenen. En nu is de wagen leeg: er ligt niets meer in.

Wat is er in die zakken? Informeert de controleur.

Graan dat terug naar het Bevoorradingskomiteit te Brugge moet! poogt vader volhardend te liegen, om aldus in een uiterste poging zich en mij ook nog te redden.

U liegt! Dat is smokkelgraan! Alles terug opladen en terugrijden naar Moerkerke, naar de "Ortskommandant"! Probeert niet te ontvluchten.

2025 05 12 161020

De Ortskommandant bestuurde Moerkerke met harde hand vanuit het Kasteel Van Reybroek. Wie de zware opeisingen ontweek of een andere overtreding beging en betrapt werd, moest hier zijn boete komen betalen. Geen wonder dat in 1918 hier de Vrijheidsboom werd geplant. Postkaart ca. 1919 © verzameling Folkert Schellekens, Moerkerke

We gehoorzamen,: we laden alles terug op, keren de wagen.

Ju' ju'! Daar rijden we, terug naar Moerkerke. Vader en ik zitten vooraan in de wagen, achter ons hurken de twee Duitsers neer, met getrokken revol­ver. Ontvluchten is onmogelijk!! We denken er overigens niet aan. Waartoe zou het dienen? Om moeder en de andere kinderen het tiendubbel te doen uitboeten? Nee, geen denken aan! Wie weet? Wellicht kunnen we ons nog met een volgehouden leugen bij de "Ortskommandant" redden. Het vervolg van deze pijnlijke en ons noodlottige gebeurtenissen kan ik beknopt samenvatten: vader kreeg achttien dagen gevangenis, ik werd vrijgelaten.

De twee Duitsers vertelden hun plaatselijke bevelhebber niet dat zij ons geweldig onmenselijk geslagen en gestampt hadden, en dat ik slechts ter bescherming van mijn vader dreigend was tussengesprongen. De controleur beschuldigde vader alleen van graansmokkel.

Ook wij verzwegen de gekregen rammeling benauwd dat de zaak voor ons nog verkeerder zou uitdraaien en ik wellicht voor doodsbedreiging zou veroordeeld worden.

Het graan werd door de Duitsers aangeslagen: nooit vernamen zij vanwaar wij het gehaald hebben, hoe fel zij ons ook ondervroegen. Vader zei telkens weer: 't Is graan van't Bevoorradingskomiteit".

Maar van die dag af zwoer ik mijn vader en mezelf te wreken: op die twee Duitsers, neen alle Moffen zou ik betaald zetten en ... ik zou woord houden!

Wordt vervolgd

WOI in Damme: hoe René De Burggraeve uit Moerkerke als polsstokspringer over de ‘Doodendraad’ wou ontsnappen en andere volkse verhalen van zijn hand (deel 3)

Denis Raman

't Zwin Rechteroever
2016
01
008-009
BV
2025-05-12 16:11:36