WOI in Damme: voedselopeisingen en de noodhulp van het Bevoorradingskomiteit
Caroline Terryn
Toen vader en zoon Burggraeve met hun smokkelwaar betrapt werden, zei vader telkens weer: 't Is graan van 't Bevoorradingskomiteit. Het Bevoorradingskommiteit of het het Nationaal Comiteit voor Hulp en Voeding, zoals het officieel heette, was de organisatie die tijdens de Eerste Wereldoorlog het schaarse voedsel over Belgie verdeelde.
Al meteen na het uitbreken van de oorlog dreigde in Belgie voedselschaarste want het graan voor het dagelijks brood, dat voor het uitbreken van de oorlog voor 80% uit de VS kwam, kon Belgie niet meer bereiken omdat Engeland alle handel met Duitsland en Duits bezet gebied blokkeerde. De import viel dus stil. Daarenboven eistte het bezettingsleger de eigen productie van West- en Oost-Vlaanderen grotendeels op voor zijn frontsoldaten.1
Opeisingen
De Duitsers kochten de landbouwproductie van een hele gemeente op. Omdat ze onder de marktprijs opkochten, paste de gemeente Sijsele eind 1914 het prijsverschil bij.3 Later was dat niet meer mogelijk. De bezetter berekende a.d.h.v. de oppervlakte hoeveel graan een gemeente produceerde en eiste dat op. In december 1915 noteerde pastoor August De Klerc van Moerkerke: "De gemeente kreeg een geldboete van 4.650 mark omdat de hoeveelheid graan niet geleverd was”.4 In 1916 kreeg Oostkerke een boete van 10.300 mark.5
Vanaf 1916 kwamen inspecteurs ook bij particulieren de koeien en kippen tellen en eisten dan wekelijkse leveringen van melk en eieren.6 Dezelfde pastoor schreef na de oorlog: “Ik ben door den Commandantur beboet geweest voor 4 eiers te kort te leveren (ik had 5 hennen)... voor mijne eiers zelf opgeeten te hebben betaalde ik 7 mark.” 7
Het graan dat vader en zoon Burggraeve vervoerden, was dus wellicht in Moerkerke geteeld en niet aangegeven aan de bezetter. Ze wilden het tegen woekerprijzen in Brugge verkopen, buiten het circuit van de lokale hulpcommiteiten.
Bevoorradingskomiteit
Deze commiteiten vormden de eerste grootschalige humanitaire organisatie ooit. De voedselhulp was enkel mogelijk dank zij een diplomatieke regeling: enerzijds hief Engeland de handelsblokkade op voor hulp aan de Belgische bevolking en anderzijds beloofde de Duitse bezetter dat hij de noodhulp niet zou opeisen voor zijn soldaten. Het Hulpcomiteit voor Belgie "Commission for Relief of Belgium " zamelde geld in, kocht op grote schaal Amerikaanse bloem, spek, suiker, steenkolen. en regelde het transport naar Belgie via Rotterdam.8
In de VS was Herbert Hoover de drijvende kracht achter de hulporganisatie. Het maakte hem zo populair dat hij in 1929 de presidentsverkiezingen won.9 Op de foto poseert hij (rechts) bij enkele zakken graan voor noodlijdend Europa. De affiche op de volgende pagina roept op om te schenken en de Belgen van de hongerdood te redden.10
In Belgie gebeurde de prefinanciering en verdeling van de hulpgoederen door het Nationaal Comiteit voor Hulp en Voeding. Het was opgericht en werd strikt geleid door Emile Franqui, de directeur van de Societe Generale, een grote Brusselse handelsbank. Hij werkte nauw samen met Herbert Hoover in de VS. Samen loodsten zij Belgie zonder hongersnood door de oorlog en voorkwamen zo revoluties. In Duitsland en Rusland deden de hongeropstanden wel revoluties uitbreken. Franqui, de directeur van de Societe Generale en organisator van de noodhulp, werd in 1919 de eerste naoorlogse regeringsleider.11
Het Nationale Comiteit bepaalde wekelijks de grootte van rantsoenen waarop elke Belg recht had. Naarmate de oorlog vorderde werden die alsmaar kleiner. Voor de oorlog at de Belg gemiddeld 500 gr brood; in 1914 was het gerantsoeneerd tot 250 gr, in 1917 tot 225 gr. Ook de kwaliteit nam af. Dikwijls was er niet genoeg graan en werd dat deels vervangen door maizena, maar dat aardappelmeel was voor de oorlog enkel gebruikt als veevoeder.12
Per gemeente werden plaatselijke Comiteiten opgericht. Ze stonden naast het gemeentebestuur, maar werden meestal geleid door leden van het schepencollege en enkele notabelen, zoals de pastoor en de schoolmeester.13 Elke gemeentelijke comiteit kocht wekelijks een voorraad hulpgoederen aan in het regionale verdeelpunt in Brugge. Een voerman met transportvergunning bracht ze naar het dorp. Daar verkocht het Commiteit aan vastgestelde prijzen. Oostkerke bewaarde de voorraad eerst in de molen, maar toen daar levensmiddelen verdwenen, verhuisden voorraad en verkoop naar een leegstaand huis naast de gemeenteschool, dat nog lang na de oorlog "Het Comiteit" heette.14
Bij elke aankoop moest een rantsoenbon afgegeven worden. De rantsoenbonnen werden per inwoner uitgedeeld, zodat niemand meer dan zijn/haar rantsoen kon kopen. Pastoor August De Klerc van Moerkerke had daar wat op gevonden. In zijn Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog schreef hij: Ik nam ter ere Gods vier vluchtelingen in mijn huis, twee knechtjes van 6 en 7 jaren en twee meisjes van 10 en 11 jaren. Deze hebben hier vier jaar bij mij geleefd en hebben mijn engelenbewaarders geweest. Zij hebben mij ook veel diensten bewezen voor het vluchten en het verbergen van mijn goed en voor het aanwerven van voorraad in het 'voedingscomiteit' waar men altijd kreeg per hoof'd.15
Voetnoten
1) NATH G., Brood willen we hebben, Antwerpen, 2013
3) Gemeentearchief Damme, Notulen van de gemeenteraad Sijsele dd. 20.10.1914 en 5.5.1915
4) Pastoor August De Klerc van Moerkerke Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog, handschrift, verz. Heemkundige Kring ’t Zwin RO
5) DE KEYSER R., Oostkerke onder de oorlog 1914-1918 in Rond de Poldertorens, 1991, p. 112
6) www.boterbijdeviswo 1.be/verhalen/landbouwproductie-en- verwerking/ons-dagelijks-brood
7) zie 4
8) zie 1
9) idem
10) Bron en afbeeldingen telkens: www.hooverlegacy.be
11) zie 1
12) zie 6
13) Gemeentearchief Damme, Notulen van de gemeenteraad Sijsele dd. 20.10.1914 e.v.
14) zie 5
15) zie 4
Op deze groepsfoto met Duitse soldaten voor de pastorie van Moerkerke staat pastoor August De Klerc als 4de van links. Hij wordt geflankeerd door 2 kinderen, wellicht zijn het de knechtjes van 6 en 7 jaren, die hij in huis haalde. Foto WOI © PASSCHIER, Opzoekingen aangaande Moerkerke, handschrift, verz. Heemkundige Kring ’t Zwin RO.